Het was me bij het inlopen al duidelijk dat de halve marathon in Roosendaal geen gemakkelijke opgave zou worden. De temperatuur was op 28 juni 2015 niet eens zo hoog (24 graden), maar de hoge luchtvochtigheid zorgde dat de gevoelstemperatuur 2 graden hoger was en als hardloper zie je de bui dan al hangen. Dat wordt de snelheid naar beneden toe afstellen, rustiger starten dan normaal en geen waterpost overslaan, ook al is het een waterpost aangeboden door een vriendelijke bewoner aan het parcours.
Ik mocht starten in het vak voor wedstrijdatleten voor de 10 km en halve marathon. Mijn loopmaatje, Léonhard stond pal naast me en voor de rest herkende ik wat gezichten rond me heen. Dat is ook geen wonder als je beseft dat Roosendaal zowat een zustergemeente van mijn woonplaats Bergen op Zoom is (gesprekken daarover hebben echter nog nergens toe geleid wat je officieel mag noemen). De ambiance was, zeg maar, luid; ik moest vaak de vingers in de oren stoppen tegen pijn in de oren vanwege de decibellen.
Het startschot klonk en we mochten van start. Na een paar honderd meter zag ik dat ik iets te snel liep; de rem ging er dus op. Mijn richttempo voor de eerste 5 km was 4:57 min/km, heel rustig voor mijn doen. Al lopend voelde ik dat het een verstandig keus was, want zo rustig als het onder koele omstandigheden aanvoelt, voelde het nu zeker niet aan. Ik keek al uit naar de eerste waterpost (elke 2,5 km). Voor de rest was het goed blijven letten op het tempo. Dat is niet zo inspirerend, want een snelle tijd krijg je alleen door snel te lopen. De klok was vandaag echter niet de enige tegenstand; de warmte was duidelijk ook een belangrijk factor.
Parcours Halve Marathon Roosendaal, zie ook deze interactieve kaart
Bij het 5 km punt, op de Rozenvendreef, een paar honderd meter na de afslag van de Zundertseweg, stond een marathonklok en deze gaf bij het passeren een tijd van exact 25:00 aan. Laat dit nu precies mijn gewenste tijd zijn voor dat punt. Netto was dat 11 s eerder, omdat ik pas 11 s na het startschot over de startstreep liep. Op mijn GPS horloge stond overigens 5,07 km. Ik wist al dat het verschil in afstand volgens de GPS en volgens het parcours zou toenemen met circa 9 à 10 meter per officiële km (1% per km).
Net na de kruising met de Snollevendreef (een zandpad) was ik op bekend terrein. Hier was het immers waar ik afgelopen woensdag had getraind. Het gaf een goed gevoel om te weten hoe het parcours verliep. Het 8 km punt, net voor de afslag rechtsaf de Kerkweg op, was een bekend punt en ik bereikte het in ongeveer 39m:16s. Ik had een goed gevoel op dat moment.
Dat goede gevoel nam gaandeweg af. Ik begon namelijk dorst te krijgen, omdat ik bij de voorgaande waterpost, rond de 7,5 km (waar de Muizendreef samenkomt met de Rozenvendreef en de Boswachtersdreef en ook waar deze laatste twee in elkaar overgaan), niet genoeg gedronken had. Achteraf bekeken had ik er beter stil kunnen staan en mijn tijd kunnen nemen om twee bekers water te drinken, in plaats van slechts een half bekertje (en de rest over mijn pet gooien; ja, ik had een oranje petje op). Ik moest mijn tempo vertragen. Mijn plan om tussen de 4:42 en 4:57 min/km te blijven begon in het water te vallen.
Op de Oude Turfvaartsestraat (linksaf vanaf de Kerkweg) besloot ik de rem erop te zetten; het tempo ging trager dan 5 min/km. Ik lette nog wel op het tempo, zodat ik niet te veel tijd zou verliezen met het omgaan met dorstgevoelens. Eerst zei ik tegen mezelf dat ik zou volhouden tot het 10 km punt en daarna zou ik gaan wandelen. Het 10 km punt naderend, verlegde ik dat naar het 11 km punt. Gelukkig was er op de 10,5 km een verzorginspost ingericht. Ik ging stilstaan en nam de tijd om te drinken en een spons uit te knijpen over mijn hoofd; geen schaamte daarvoor, want het was echt nodig. De waterpost was weliswaar slechts 500 m verder dan waar deze had moeten staan (10 km punt), maar 500 m is toch nog een eind als je dorst hebt.
Enfin, ik ging rustig weer verder, zeg maar op D1 tempo, zodat ik voldoende kon herstellen. Ik was immers pas op de helft van de afstand en nog niet eens op de helft van de wedstrijd. De wedstrijd begint immers pas tussen het 16 en 17 km punt, alhoewel vandaag wellicht iets verder, vanwege de warmte. Ik begon weer mensen voorbij te lopen en terug te halen die mij eerder voorbij gelopen hadden. Voor de rest dronk ik bij de waterpost minstens een bekertje en kneep een spons uit over mijn hoofd, behalve bij de twee laatste posten. Elke seconde besteed aan verzorging was goud waard, bij wijze van spreken.
Eenmaal terug op de Kerkweg, na het 12 km punt, kon ik het tempo weer oppikken. Na rechts afslaan, de Bostwachtersdreef op, kon ik in het bekende ritme komen, zij het wat langzamer dan wat ik op de baan gewend was. Natuurlijk vertraagde het tempo op de kilometers met een verzorgingspost, omdat ik, zoals ik al schreef, “er de tijd voor nam”.
Met de Zundertseweg als doel was het verleidelijk om te gaan jagen, maar ik had mezelf al voorgenomen om dat niet te gaan doen. Ik liet de lopers die ik—op afstand—volgde en dat wèl deden lekker gaan; ik liep immers mijn eigen wedstrijd. Zo snel als ik dragelijk vond, maar niet sneller, naderde ik de Zundertse weg, zo’n 16,53 km op mijn GPS horloge en kon later een tijd van 1u:21m:39s waarnemen in mijn GPS gegevens.
Dat was mooi binnen de grenzen die ik me gesteld had (zie hierover mijn bericht gisteren). Ik wilde tussen de 1u:19m en 1u:22m lopen en dat was gelukt. Ik zat nog op schema.
Vanaf hier was het de bedoeling om te versnellen, als ik dat nog kon. Natuurlijk was ik behoorlijk gaar, maar ik had volgens mij nog wat over. Echter er was het stuk straat met klinkers dat ik in het achterhoofd moest houden, de Burgerhoutsestraat. Ik en straatklinkers hebben een overeenkomst, die voornamelijk in het voordeel van de laatste is, want mijn voeten kunnen individuele stenen slecht verdragen en ik moet wel afremmen om de schade beperkt te houden.
Op de 18e kilometer was daar nog geen sprake van en ik kon lekker doorlopen, met 4:32 min/km. Toen kwam de klim uit het viaduct onder de Zeelandweg (4:56 min/km) en de reeds genoemde Burgerhoutsestraat (4:54 min/km). Eenmaal terug op het asfalt, na het 20 km punt kon het weer sneller (4:44 min/km). Het laatste stuk, zo’n 290 m op mijn GPS horloge, was enerzijds verraderlijk met al die bogen die geen finish-boog waren, anderzijds heel erg zwaar vanwege het tempo (4:29 min/km). Ik kon zelfs nog een loper passeren, zo’n 15 m voor de finish, waardoor ik 11e werd in de categorie M55 en hij 12e. Dat hij eigenlijk de 60 gepasseerd was en daardoor in een (denkbeeldige) M60 klasse thuishoorde, daar kon ik natuurlijk niets aan doen.
Bij het omkleden in het Kellebeekcollege kwam uit mijn mond rollen dat ik eigenlijk het deel na de wedstrijd, het napraten, het leukste onderdeel vond. Terwijl de meesten dat konden beamen, was er iemand die vroeg of dat meer was dan de start. Ja, want bij de start sta ik stijf van de zenuwen, niet leuk dus. Ik snap dat juist de start voor sommigen juist het leukste is, omdat ze ontspannen zijn en daarom voluit kunnen genieten van de kick dat iedereen op dat moment potentieel winnaar is, in theorie althans.
Rest mij nog de cijfertjes…
- halve marathon (21,097 m) in: 1u:44m:17s (4:57 min/km), 151 bpm, 186 st/min
- tempo's per GPS km:
- 1e … 5e km in 24m:26s (4:53 min/km), 149 bpm, 188 st/min (4:48, 4:56, 4:53, 4:53, 4:56 min/km)
- 6e … 10e km in 24m:32s (4:54 min/km), 154 bpm, 185 st/min (4:49, 4:50, 4:46, 4:54, 5:14 min/km)
- 11e … 15e km in 25m:11s (5:02 min/km), 153 bpm, 182 st/min (5:17, 4:59, 4:46, 4:59, 5:10 min/km)
- 16e … 20e km in 24m:07s (4:49 min/km), 153 bpm, 185 st/min (4:53, 4:52, 4:32, 4:56, 4:54 min/km)
- 21e km tot finish in 6m:02s (4:41 min/km), 157 bpm, 186 st/min 1 km in 4:44 min/km 290 m in 1m:18s (4:29 min/km)
- Garmin Connect
Ondanks de hitte vind ik dat ik me goed staande gehouden heb. Het gegeven dat ik elke week zo’n 70 km (of meer) heb hardgelopen heeft volgens mij duidelijk geholpen. Wat ook een grote steun was waren de paar ijkpunten die ik mezelf had gesteld op basis van de omstandigheden en recente prestaties.
Ik hoop dat er zich geen ernstige ongevallen hebben voorgedaan. Ik zag iemand voor me lopen vanaf zo’n beetje het 6 km punt, waarmee ik qua positie stuivertje wisselde. Hij moest vaak stoppen en overgeven (en nog vaker in zijn middel grijpen). Na het 15 km punt (kruising met de Snollevendreef, waar ik woensdag mijn testloop begonnen was) was geloof ik zijn kruit op; ik heb hem verder niet meer gezien. Dat was slechts één voorval; er waren er ongetwijfeld meer die dag. Het was duidelijk een uitputtingsslag. Niet iedereen komt daar zonder kleerscheuren uit.
Zelf had ik er relatief weinig last van. Ik denk dat mijn strategie en voorbereiding daar de voornaamste redenen voor waren. Het is goed om het parcours vooraf te verkennen en om je plan aan te passen aan de omstandigheden op de wedstrijddag. Iemand die ik in de kleedkamer van de Haagse Beemdenloop dit jaar tegenkwam en vroeg hoe het gegaan was en bleek te zijn uitgestapt, was ronduit woedend dat hij die dag zijn 15 km PR niet verbeterd had, terwijl de omstandigheden er duidelijk niet geschikt voor waren (15 graden gevoelstemperatuur, 88% vochtigheid, 24 km/u tegenwind, windkracht 4). Dat lijkt me een beetje met een plank voor je kop lopen. Sorry, maar zo denk ik daar over.
Ik heb me dus staande gehouden, zij het met hangen en wurgen. Dat toont denk/hoop ik karakter. Het is in elk geval een verbetering van 52 s op mijn M55 persoonlijk record (de vorige keer was in Leiden, 1u:45m:09s).
Bedankt voor het lezen en loop ze!