Ze zeggen dat rust een onderdeel van de training is. Rustig aan lopen was het devies van vandaag. Immers, als ik nu te diep zou gaan, kan ik de halve marathon van aanstaande zondag op mijn buik schrijven. Toch wil ik een trainingseffect. De oplossing is korte versnellingen tot maximale snelheid (of dicht daarbij in de buurt) en dan zo snel mogelijk weer terug naar het “gemakkelijke tempo”.
maandag 27 januari
- 10 km op de weg in 55m:17s (5:31 min/km), 178 st/min
- … 5 strides:
- … — (2 km) 140 m, tot 3:07 min/km, 207 st/min
- … — (3 km) 103 m, tot 2:56 min/km, 223 st/min
- … — (4 km) 131 m, tot 2:54 min/km, 217 st/min
- … — (6 km) 112 m, tot 2:56 min/km, 230 st/min
- … — (7 km) 110 m, tot 2:55 min/km, 220 st/min
Ik probeerde het tempo constant te houden door telkens naar het momentane tempo te kijken (gevoed via een voetsensor). Ik heb namelijk de neiging om af en toe even aan te zetten, waardoor het gemiddelde tempo onbedoeld te snel zou worden. De strides voerde ik als volgt uit: eerst zo’n 40 m versnellen naar wedstrijdtempo, dan nog zo’n 20 m versnellen naar submaximaal en de rest naar zo hard als ik kon.
Na elke stride keek ik na 15 s wat mijn momentane tempo was en probeerde het aan te passen naar mijn gewenste gemiddelde tempo. Het gemiddelde volgens de GPS kon ik negeren, omdat het door het snelle tempo van de stride “van slag” was.
∞∞∞
Morgen doe ik geen baantraining met de loopgroep, omdat er vanwege feestelijkheden (diploma-uitreikingen voor marathonlopers) een korte, gezamenlijke training is.
Bedankt voor het lezen en loop ze!