Bij de aanloop naar de halve marathon in Breda kon ik alleen denken aan hoe slecht mijn ervaring was in 2010. Niet genoeg water, geen publiek langs de kant, een miserabele ervaring. Hoe anders was het deze keer. Fantastisch publiek, genoeg water, goede organisatie.
Net als in Zeeland de dag ervoor, was het warm, te warm voor de meeste mensen om een stukje te hardlopen. Ik was ruim van tevoren aanwezig om hier en daar mensen te vragen hoe hun ervaring was. De meesten vonden dat er niet genoeg water stond en een onbeantwoorde tweet die ik reeds eerder die morgen naar de organisatie zond bevestigde dat ik verstandig genoeg was geweest om mijn watergordel mee te nemen met twee flesjes als noodvoorraad. Er was slechts één iemand die vond dat het goed geregeld was.
Aanleiding genoeg om conservatief te lopen en niet te hoog te richten. Ik zou starten op een 2 uur tempo, achter de hazen aan, op een tempo van 5:41 min/km, zelfs rustiger dan wat ik doorgaans in de eerste kilometers van een training doe.
Bij de start in de volle zon stonden we lang te wachten. Vele strakke gezichten om me heen. Dit zou zwaar worden, heel zwaar. Iedereen had plannen van een snelle tijd al lang laten varen. Mensen die voor de eerste keer liepen drukte ik op het hart om vooral in het begin niet te snel van start te gaan, omdat dat je later dubbel en dwars zou voelen, met die warmte.
Toen het startpistool klonk wandelden we naar de fuik voor de start, waarna we konden gaan hardlopen. Die fuik was er vorig jaar niet, een goede aanvulling. De verstopping bij de eerste bocht, zoals vorig jaar, was er ook niet. Alles verliep soepeltjes en doordat iedereen op de juiste plek stond. Slechts enkelen slalomden. Zou de organisatie daadwerkelijk iets geleerd hebben?
Bij km 1 was de 2 uur haas al een eind van me af, terwijl ik net boven de 5 min/km zat. Mijn commentaar: “Die 2 uur haas geeft ’m wel van katoen, zeg!” Volgens mij liep hij op brutotijd, of zoiets. Maar nee, ook toen ik bleef volgen, bleef het tempo rond de 5 min/km.
Ik was van plan om er iets van te zeggen, maar besloot wijselijk om dat over te laten aan mensen die voor een 2 uur gingen. Als ik zo makkelijk 5 min/km kon lopen, zat een tijd van 1u:45m er best nog in. Nog voor het 2 km punt liep ik de haas voorbij.
Nu was het plan aangepast. Niet langer zou ik 5:41 min/km lopen, maar rond de 5:00 min/km, zolang als ik comfortabel vond. Mijn ademhaling was rustig en ik voelde me prima. Er begon zich een glimlach te vormen op mijn gezicht en die bleef zo’n beetje de rest van de wedstrijd op mijn gezicht, met uitzondering van rond het 15 km punt en in de laatste km naar de finish toe.
Wat ik vorig jaar miste was publiek. Dat was nu praktisch overal aanwezig. Ze gaven support, water en een verfrissende tuinslang (als je dat wilde). Kortom, de sfeer was heel goed.
Alles liep op rolletjes, maar toch besloot ik op het 8 km punt van tempo weergave naar hartslag weergave te gaan op mijn Garmin FR-305. Mijn richthartslag was 155 bpm en ik zat daar duidelijk boven op dat punt. Reden om even iets te minderen. Immers, gemiddeld kan ik toch niet boven die 155 bpm uitkomen. Als dat betekent dat ik langzamer loop als ik moe wordt, zo zij het.
Vanaf het 15 km begon ik mijn voeten te voelen. Ik had namelijk lichte schoentjes aan, zonder veel steun. Ze zijn wel 100 g per stuk lichter dan mijn trainingschoenen en leveren een paar procent snelheidswinst op. Echter, dat gaat wel ten koste van comfort. Mijn enkels begonnen op te spelen en het tempo zakte langzaam, net als mijn hartslag.
Pas met het eind in zicht, bij km 19 kon ik mezelf hervatten en ondanks de pijn in mijn voeten het tempo (en hartslag) weer oppakken. Mijn maag accepteerde al vanaf km 17 geen water meer, dus afremmen om een bekertje aan te pakken en te drinken was er niet meer bij. Wel dronk ik uit mijn flesjes in mijn watergordel en dwong mezelf wat te drinken.
Na de boog van het 20 km punt ging de turbo erop. Nou ja, wat er nog aan turbo over was. Niet meer letten op mijn horloge, puur op zo snel mogelijk bij de finish komen, zonder stil te vallen, natuurlijk.
De straatstenen en kasseien van de binnenstad gaven een heerlijke pijnsensatie aan mijn eindspurt. Amai, wat was dat oncomfortabel! Een fotograaf stak een kaartje in mijn handen en diens foto kun je hierboven zien. Uiteraard heb ik de foto gekocht.
Na de finish genieten van de sportdrank, zeggen dat ik morgen (vandaag dus) weer een halve marathon ga lopen, waarop mensen verbaasd (of zelfs walgend) zeiden dat zij dat dus niet gingen doen.
Met een soepel dribbeltje liep ik terug naar de Claudius Prinsenlaan om wat fruit te eten, af te drogen, een schoon t-shirt aan te doen en vervolgens met de trein terug naar huis te gaan.
Het was zwaar, maar niet te zwaar. Mijn tijd was slechts 2 minuten boven wat ik denk te kunnen lopen onder ideale omstandigheden. Dat zegt mij dat ik goed gepresteerd heb. Natuurlijk wist ik dat al tijdens het lopen, want ik glimlachte bijna het hele stuk.
Hier zijn de tempo’s en afstand die ik opgemeten heb. Zoals gebruikelijk, een langere afstand op mijn GPS dan de officiële afstand.
5:04 4:54 4:55 5:02 4:49
4:51 4:44 4:54 5:05 4:55
4:56 4:57 5:00 5:03 5:06
5:13 5:15 5:13 5:17 5:14
4:56
21,37 km in 1u:47m:19s (5:01 min/km, 153 bpm)
Uiteraard is er de pagina met de officiële uitslag en gemeten tussentijden.
Loop ze!