Er is een hoop dat je kunt leren van een trainer en andere hardlopers, maar er is één ding dat je alleen jezelf kunt leren en dat is mentale weerbaarheid. Je kunt erover praten, lezen en wat dan nog, maar weerbaar worden tegen situaties die zwaar zijn kun je alleen worden door veel ervaring (en pijn lijden).
Het verhaal gaat dat hardlopen gemakkelijk is en dat iedereen het kan doen. Dat is ook zo, tot een bepaald punt. Als je over dat punt heen gaat, zul je merken dat hardlopen zwaar is en een uitdaging op zich. Het is de kunst om deze lichamelijke ongemakken niet te laten leiden tot verkeerde beslissingen. Je moet kunnen uitstijgen boven wat je op dit moment ervaart en de consequenties leren zien van wat er gebeurt als je doorzet, ondanks de pijn.
We hebben het hier over mentale weerbaarheid, dat je ondanks tegenslagen toch doorzet en je doel bereikt. In deze moderne maatschappij met zijn direct-klaar mentaliteit is dat een vreemde eend in de bijt. Waarom zou je toch al die moeite doen voor een kleine beetje extra tijdwinst op de eindmeet?
Het is niet die paar seconden (of minuten), maar de gedachte die ertoe leidt. Als je je kunt concentreren op het hoofddoel en alle bijzaken kunt “wegdenken”, kun je tot grote hoogte stijgen en laten zien wat je in je mars hebt. Het probleem is echter, dat bij succes ook falen hoort. Als je accepteert dat je mag falen, dat je de plank compleet mag misslaan, dan is compleet slagen ook een optie. Het een kan niet zonder het ander. Als je altijd op zeker speelt, zul je nooit boven jezelf uit kunnen stijgen. Hoog inzetten is het devies, maar natuurlijk niet zonder waarborgen en verstand van zaken.
Het is heel gemakkelijk om bij tegenslag op te geven. Zij die al langer hardlopen hebben het allemaal wel ervaren. We denken bij de start dat het geweldig gaat en dat is ook zo, tot op een bepaald punt in de wedstrijd. Dan slaan we aan het twijfelen. Ben ik wel goed bezig, zal ik achteraf niet geblesseerd raken, waren die wijze woorden van collega’s terecht en moet ik uitgaan van een trager tempo?
Ik zeg vaak: “Zodra je gaat denken in de wedstrijd, gaat het mis.” Denken is dan niet bedoeld als het hebben van gedachten, want die kun je immers niet stoppen, maar juist het hebben van gedachten die niet productief zijn, die niet bijdragen tot een beter wedstrijdresultaat. Het is belangrijk om zulke gedachten te herkennen en ze uit te bannen. Je kunt in je interne dialoog gewoon zeggen: “STOP!” Het is een kunstje dat ik al vaak heb moeten gebruiken in wedstrijden.
Een andere manier om je mentaal weerbaarder te maken is zelfvertrouwen. Ik vind het daarom belangrijk dat de trainingsmethode helder is en dat er een duidelijk verband zit tussen hoe en wat je traint en wat je presteert in wedstrijden. Zodra de trainer (of als je jezelf traint: jij zelf) dat verband uitlegt en de wil en motivatie van de atleet voor de volle honderd procent gericht kan krijgen op trainingsdiscipline en strijdlust in wedstrijden, zijn grote dingen mogelijk.
Aangezien niet iedereen een universitaire opleiding heeft genoten, is het zaak om de trainingsmethode eenvoudig en overzichtelijk te houden, zodat iedereen duidelijk kan zien waarmee hij of zij bezig is. Dat wil zeggen dat er ritme en herhaling in het trainingschema moet zitten, duidelijk herkenbare onderdelen, die terugkeren en waarmee de atleet kan aanvoelen of hij/zij op de juiste weg zit. Variëren in de training is goed, maar variatie om de variatie is alleen maar verwarrend en leidt nergens toe.
Dan is er de kwestie van de opdracht voor de wedstrijd en je houden aan de opdracht. Hoe vaak zien we niet mensen als een wildeman (wildevrouw?) van start gaan en welke mensen we enkele kilometers verderop inhalen, terwijl ons tempo nu duidelijk hoger ligt dan van deze snelle starters? Het lijkt of sommigen geen plan hebben, of er zich totaal niet aan houden.
Op de lange afstand is het maken van een plan en je eraan houden nog belangrijker. De mogelijkheid dat je te snel van start bent gegaan en moet uitstappen door oververmoeidheid ligt altijd op de loer. Achteraf lijkt het heel slim dat iemand een negative split (snellere tweede helft van de wedsrijd) heeft gelopen, maar hoe weet je van tevoren dat je daartoe in staat bent? Er is zoiets van de “vorm van de dag”. Nee, een degelijk plan opstellen, dat is gebaseerd op wat je in recente wedstrijden hebt gelopen, lijkt me veel productiever, of in elk geval minder afhankelijk van het toeval.
Loop je dan volgens plan, dan is er alleen het controleren of je alles goed doet tijdens het hardlopen. Klopt het tempo, wat is de meest optimale route voor de komende 500 m, welke drank ga ik drinken en ga ik wandelen om te drinken of blijf ik rustig doorlopen? Gewoon praktische zaken. Als het moeilijk gaat, kun je je concentreren op het bijhouden van een loper die je wel sterk in zijn schoenen lijkt staan. Waar hij/zij gaat, ga jij ook. Je zit als met een elastiek aan die persoon vast. Dat is een mentaal tructje die je je laat concentreren op het hardlopen en de ongemakken die je op dat moment ervaart doet vergeten.
Dan is er het afmaken, de laatste kilometer(s) alles geven wat er nog in zit. Je hebt je aan het plan gehouden en nu kun je nog een paar extra seconden van je eindtijd afknabbelen. Het is immers een wedstrijd en geen trainingsloop, waar samen uit, samen thuis geldt. Alle onderlinge samenwerking tussen lopers is ook verdwenen en het is nu ieder voor zich. De finish is in zicht en al het andere moet nu wijken op het zo snel mogelijk bereiken van die magische finishlijn. Hier scheiden zich de mannen van de jongens.
Mentale weerbaarheid? Ik zeg dat het iets is wat je kunt leren door veel te doen, door veel wedstrijden te lopen onder verschillende omstandigheden. Ik zeg niet dat je per se zware wedstrijden moet uitzoeken (tenzij je dat leuk vindt), maar dat je kunt leren omgaan met tijdelijke dipjes in je hardloopcarrière, mochten die in een wedstrijd plaatsvinden. Je presteert dan ondanks tegenslagen.
Wordt ongetwijfeld vervolgd.